Bemesting maisland
Bij de bemesting van maisland is het uitgangspunt dat we een gezond gewas met een hoge opbrengst van goed kwaliteit van het veld willen halen, in combinatie met de handhaving van de bodemkwaliteit. Daarbij vormt de efficiëntie van de toegediende mineralen een steeds belangrijkere rol. Grondonderzoek vormt de basis voor de bemesting van ons maisland. We zullen dit per element hieronder toelichten. Lange tijd is de onttrekking van mineralen aan de bodem het uitgangspunt geweest voor het bemestingsadvies; wat afgevoerd wordt met het gewas dient met meststoffen aangevoerd te worden. De laatste jaren zijn we ons echter meer bewust van het feit dat bij opname door de plant ook sprake kan zijn van luxeconsumptie. In de tabellen hieronder zien we de onttrekking en van de belangrijkste mineralen en de aanvoer bij een basisbemesting van 35 m3 rundveedrijfmest.
Onttrekking N, P2O5, K2O, MgO( kg/ha)
N | 185 |
P2O5 | 70 |
K20 | 240 |
MgO | 30 |
Bij 35 m3 drijfmest wordt toegediend:
N | 35 x 4,1 kg = 143,5 kg (60% werkzaam) |
P2O5 | 35 x 1,5 kg = 52,5 kg |
K2O | K2O 35 x 5,8 kg = 203 kg |
naar: Eurofins* 2005-2007, CVB 2010 en gegevens K&K bedrijven 2000-2009 *(voorheen Blgg)
MestCheck Eurofins Agro
bijdrage EurofinsAgro
Een adequate bemesting begint met een nauwkeurige inventarisatie van de beschikbare elementen die op het bedrijf aanwezig zijn. Daarbij is het niet meer van deze tijd om uit te gaan van gemiddelden aandelen van micro- en macro-elementen van de beschikbare drijfmest. Gehaltes in de mest kunnen sterk variëren. Daarbij moeten we denken aan verschillen in: rantsoensamenstelling, samenstelling van de veestapel en de hoeveelheid spoelwater die in de mestkelder terecht komt. Het is raadzaam om voor het opstellen van een bemestingsplan een MestCheck te doen dit kan worden uitgevoerd door Eurofins. Meer informatie vindt u via de onderstaande button.
Stikstof bemesting in mais
Door de krappere stikstofnormen is het zinvol kritisch te kijken naar de verdeling van stikstof over grasland en maisland. Door de lagere stikstofgift is het eiwitgehalte van gras de laatste jaren gedaald, terwijl bij mais na de oogst onbenut bodem-N achterblijft, waarbij het risico van uitspoeling op zand-en lössgronden. Uit een analyse* van 2018 blijkt dat bij bemesten van 80% van de N-behoefte in mais dit nauwelijks merkbaar is in de opbrengst. Door de N-gift op maisland te beperken tot 80% komt meer stikstof vrij voor de bemesting van grasland. Op maisteelt na grasland kan de N-gift nog verder worden beperkt.
*Jaap Schröder Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen 2018

Uit de bovenstaande grafiek blijkt eveneens dat een beperking van de stikstofgift van 170 naar 140 kg per hectare nauwelijks invloed heeft op de opbrengst. Dit betekent dat bij toediening van 35 m3 rundveedrijfmest en de stikstof uit de groenbemester de stikstofvoorziening ruim gedekt is. Niet alle stikstof uit de rundveedrijfmest komt het eerste jaar vrij, echter het deel dat nog niet voor de plant beschikbaar is wordt geleverd uit de drijfmestgift van voorgaande jaren.
Bijzondere resultaten met BlueN® in mais
bijdrage Corteva agriscience
Met de steeds krapper wordende bemestingsnormen en het wegvallen van de derogatie in 2026 wordt BlueN® steeds meer een vaste partner in het bemestingsplan. De gespreide stikstofgift zonder uitspoeling is dan mooi meegenomen. Daarenboven beoogt de kaderrichtlijn water vanaf 2027 een verdere beperking van de hoeveelheid Nitraat in water. Dit is een extra argument om met stikstofbinders aan de slag te gaan.
Onderzoek in diverse gewassen leverden een extra hoeveelheid stikstof van gemiddeld 30 kg/ha bij 1 gewasbespuiting. Bij mais lag deze hoeveelheid zelfs iets hoger.

In de tabel hierboven is het resultaat weergegeven van de gehaltes aan zetmeel en eiwit bij 7 verschillende rassen. Opvallend daarbij is dat het zetmeelgehalte met BlueN® ruim 7% hoger ligt terwijl het ds% iets lager is. BlueN® bevat de bacterie Methylobacterium Symbioticum. Deze bacterie is in staat om stikstof (N2) uit de lucht om te zetten naar het voor de plant opneembare ammonium (NH4+). Daarnaast heeft BlueN ook nog een biostimulerend effect, het zorgt ervoor dat het fotosynthese proces efficienter verloopt en de plant dus beter gebruik kan maken van het beschikbare zonlicht. Met als resultaat dat er meer energie beschikbaar komt voor de groei van de plant. Kijk voor meer achtergrond informatie op https://www.maisexpert.nl/bioscience-maisteelt/
Fosfaatbemesting in mais
Bij percelen met een ruim voldoende tot hoge P-beschikbaarheids index volstaat een fosfaat hoeveelheid uit de basisbemesting. Ook al kan de mais in het voorjaar enige paarse verkleuring te zien geven, dan nog zien we dat amper terug in een opbrengstderving. Bij voldoende of lagere P beschikbaarheids index getallen is het zinvol zijn extra fosfaat toe te dienen. Doen we mee aan de derogatie dan is dat echter in de vorm van kunstmest niet mogelijk. Er kan dan gekeken worden naar verschuiving van drijfmest van percelen met meer beschikbaar fosfaat naar percelen met minder fosfaat in de bodem. Verder zijn er verschillende alternatieven op de markt zoals o.a. micro granulaten die wel binnen de derogatie kunnen worden aangewend.

Kalibemesting mais
Naast stikstof en fosfaat is kali een macro-element. Een tekort aan kali kan de groei ernstig verstoren. Kali is echter niet zoals stikstof en fosfaat een bouwsteen van organsich plantmateriaal. Kali fungeert meer als activator van tal van biologische processen in de plant. Zo speelt kali een rol bij de fotosyntese, het transport van suikers en zetmeel en tientallen enzymatische processen.

Meer opname is niet altijd meer opbrengst
Voor kali geldt ook dat mais het element heel goed opneemt maar dit niet altijd vertaalt in een hogere opbrengst. Het bemestingsadvies voor kali in mais is sinds voorjaar 2019 aangepast. Voor een maisgewas met een opbrengst van 15 tot 19 ton DS geldt een advies van 160 tot 200 kg kali per hectare. Uitgaande van een drijfmestgift van 35 m3, betekent dit dat met de drijfmest wordt voldaan aan de kalibehoefte. Bij beschikbaarheid van voldoende kalium is de plant in staat elementen als stikstof beter op te nemen en zich zo beter te ontwikkelen. De plant is bij voldoende kalium ook beter bestand tegen ziekten, droogte of lage temperaturen. Bij een teveel aan kalium ontstaat er het risico van verdringing van andere vitale elementen zoals magnesium, calcium en boor. Een tekort aan calcium kan na het afkalven bovendien zorgen voor melkziekte.
De Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) heeft het volgende advies opgesteld:
- Een kali-advies voor mais voor alle grondsoorten
- Tot een een K-CaCl2 van 60 mg K/kg grond bemesten op onttrekking
- 160 kg bij 16 ton DS / hectare
- 200 kg bij 20 ton DS / hectare
- Boven een K-CaCl2 van 60 mg K/kg grond kan er gekort worden
Calcium
Voldoende calcium speelt een rol bij een goede bodemstructuur. Ofschoon in de meeste gevallen er voldoende calcium voor voedergewassen – gras en mais – aanwezig is in de bodem kunnen er zich op zure gronden tekorten voordoen. Op zure zandgronden kan calcium gemakkelijk uitspoelen, waardoor er op deze gronden na een natte winter calcium tekorten kunnen ontstaan.
Eurofins hanteert in haar bodemanalyse de zgn. structuur driehoek. Deze structuurdriehoek geeft de potentiële structuur van de bodem aan. In een oogopslag is te zien hoe het met de potentiële structuur gesteld is. De beoordeling van de potentiële structuur wordt gedaan op basis van de verhouding tussen calcium, magnesium, en overige kationen aan het klei-humuscomplex. Uiteraard is de werkelijke structuur ook afhankelijk van weersomstandigheden en vochttoestand van de bodem tijdens berijden en bewerken en de zwaarte van machines.
structuur driehoek (Eurofins)
afb. Eurofins structuur driehoek
Een te laag calciumgehalte kunnen we op verschillende manieren aanvullen. Allereerst door een reparatie- of onderhoudsbekalking. Let daarbij dat er niet meer magnesium in de kalk zit dan volgens advies noodzakelijk is. Ook levert rundveedrijfmest 1,5 kg ca/ m3 waardoor al snel een calcium gift van 50 kg per ha plaatsvindt. Is er behoefte om snel calcium en zwavel op peil te brengen, zonder de pH te verhogen, dan is gips een aangewezen product.
Bekalken maisland
Een pH van rond de 5,5 is voor maisland op zandgrond optimaal. Komen we lager dan een pH van 5 dan kost dat in de regel opbrengst. Daarbij komt dat bij de maisteelt de bodem sneller verzuurt dan bij grasland. Een onderhoudsbekalking levert daarom ook een beter rendement dan een reparatie bekalking. Volgens Eurofins heeft mais per jaar 1 à 1,5 ton kalk per hectare nodig om de pH op peil te houden.

Het belang van bekalken
De juiste pH zorgt voor zowel voor een betere chemische als biologische conditie van de bodem. Bij een te lage pH wordt fosfaat vastgelegd door o.a. ijzer waardoor het niet voor de plant beschikbaar komt. Een te lage pH is kan ook giftig zijn voor de wortels door het vrijkomen van Aluminium (Al3+). Voor een adequate inzet van kalkmeststoffen is het van belang een bodemonderzoek te laten plaatsvinden waarbij naast de pH, ook organische stofgehalte en kleigehalte bepaald wordt. De onderstaande grafiek uit Handboek bodem en bemesting toont het effect van de pH op beworteling, opname, mineralisatie en beschikbaarheid van nutriënten.

Betere benutting van stikstof en fosfaat bij een optimale pH
bijdrage Miramag Europe bv
Miramag Superfine® is een dolomiet kalkmeststof en heeft een ultra fijne structuur. Door deze super fijnheid neemt de bodem de meststof sneller op. ¾ van de pH-verhoging vindt bij Miramag superfine® al plaats binnen 4 weken na de toediening. In het voorjaar gestrooid geeft in dat zelfde jaar reeds een meeropbrengst. Een zure bodem wordt zo omgezet tot vruchtbare aarde. Belangrijk daarbij is dat de benutting van fosfaat en stikstof toeneemt: bij een verhoging van de pH van 4,5 naar een pH van 5,5 stijgt de P-benutting van 23% naar 48%. Het magnesium in Miramag Superfine®zorgt tegelijkertijd voor een betere N-benutting.
Doordat Miramag Superfine® wordt gewonnen in een ondergrondse mijn waarbij alleen de lagen met calciumcarbonaat en magnesiumcarbonaat worden gewonnen, is het product zeer zuiver. Zanderige fracties die veel kiezelzuur bevatten worden uitgeselecteerd. Daarnaast bevat Miramag Superfine® nog een geringe hoeveelheid sporenelementen zoals o.a. mangaan, borium en zink.

Sporenelementen
Naast de primaire macronutrienten, zoals Stikstof, Fosfaat, Kalium en de secondaire macro elementen Magnesium, Calcium en Zwavel, zijn sporenelementen essentieel voor de ontwikkeling en uiteindelijk de kwaliteit van het gewas. Zoals de naam al aangeeft is de benodigde hoeveelheid aan sporenelementen voor het gewas vele malen lager dan bij de macronutriënten. Een tekort of gebrek aan sporenelementen kan echter groeistoornissen of gebreksverschijnselen veroorzaken en maakt de plant gevoeliger voor belagers zoals schimmels. Met het toedienen van organische mest wordt voor een groot deel voorzien in de behoefte aan sporenelementen in de mais. We moeten ons daarbij wel realiseren dat de hoeveelheid organische mest op maisland de laatste decennia sterk is verminderd. Derhalve is het zinvol op percelen waar weinig of geen drijfmest komt, extra aandacht te schenken aan sporenelementen. De bodemanalyse kan hier inzicht in verschaffen. Belangrijke sporenelementen voor de mais zijn: borium, koper, mangaan en zwavel. Al deze elementen vervullen een specifieke rol bij de groei, bloei of korrelzetting van de maisplant. Is er een tekort dan wordt de ontwikkeling verstoord.

Biostimulanten
De laatste jaren wordt veel aandacht besteed aan biostimulanten. Biostimulanten zijn producten van natuurlijke oorsprong die een positief effect hebben op de groei en de weerstand van de plant. Fabrikanten claimen dat de plant weerbaarder en toleranter wordt tegen abiotische stress zoals bijvoorbeeld droogte- of warmtestress en door stoffen om te zetten naar voor de plant makkelijk opneembare voedingsstoffen. Dit laatste geeft biostimulanten een plek in het terugdringen van de mineralen aanvoer.