Kuilmanagement mais
De laatste jaren is er veel aandacht geweest voor het inkuilen, bewaren en uitkuilen van ruwvoer. Deze aandacht is terecht want met het in acht nemen van de belangrijke kuilmanagement regels kunnen verliezen aan DS en aan kwaliteit worden teruggedrongen. Niet alle verliezen zijn vermijdbaar daarbij moeten we denken aan veldverliezen bij de oogst of fermentatieverliezen bij het conserveringsproces. Als alles volgens de regels verloopt dienen we toch rekening te houden met 5 tot 6 procent verlies tussen het veld en de voergang.
Er zijn veel zaken waar we op moeten letten, de 3 belangrijkste regels voor een geslaagde kuil die we zelf kunnen beïnvloeden zijn: dichtheid van de kuil, voersnelheid en de methode van uitkuilen. Uiteraard speelt de kwaliteit van het uitgangsmateriaal ook een belangrijke rol. Daarnaast zijn er nog andere factoren die een effect op de kwaliteit hebben zoals een gronddek, de windrichting van de kuilopening en het gebruik van een broeiremmer.
Dichtheid van de maiskuil
Het aanrijden van de maiskuil dient zorgvuldig en in dunne lagen te gebeuren. Een sleufsilo heeft daarbij aanmerkelijke voordelen. Het proces van aanrijden verloopt beter, vooral aan de zijkanten van de kuil kan meer druk worden opgebouwd om tot een betere compactie te komen. Het is daarbij raadzaam om de kuil niet teveel boven de muren te laten uitkomen. Als richtlijn voor de compactie bij een maiskuil van 34% tot 38% DS, geldt een hoeveelheid van 260 kg DS per m³.

Voersnelheid
De voersnelheid van een kuil wordt sterk bepaald door de afmeting van de kuil in relatie tot de hoeveelheid voer die dagelijks wordt uitgereden. Het advies voor de voersnelheid luidt 1,5 meter per week. Dit betekent dat een maiskuil een lengte moet hebben van 75 meter om deze snelheid het jaar rond te kunnen handhaven. De praktijk wijst echter uit dat een dergelijke afmeting op maar weinig bedrijven het geval is.
Methode van uitkuilen
Bij een rondgang langs veehouderijbedrijven werd geconstateerd dat de methode van uitkuilen nogal eens verschilt. Voorop dient te staan dat bij het uitkuilen een recht snijvlak ontstaat met zo min mogelijk voerresten aan de kuilopening. Een recht snijvlak van de maiskuil beperkt de indringing van zuurstof en onderdrukt daarmee de activering van gisten en de vorming van schimmels. (Zie ook test kuilvoersnijders verderop in dit hoofdstuk)



De inzet van broeiremmer Pioneer®11A44
bijdrage Pioneer
Bij broei worden suikers en melkzuur omgezet door gisten en schimmels in koolstofdioxide, water en warmte. Ook eiwitten worden afgebroken wat resulteert in de scherpe en vaak onaangename geur. Lichte broei in de maiskuil, die u niet kunt zien, is al nadelig. Door de inzet van een broeiremmer kunnen we kwaliteit- en droge stof verliezen tot een minimum beperken als we de basisregels in acht nemen. Door de bank genomen verloopt de conservering van mais meestal voorspoedig. De variatie in DS is bij mais veel geringer dan bij gras. Waar we bij gras rekenen op een variatie vanaf 20% DS tot boven de 60%, is dat bij mais hooguit een verschil van 10%, dat wil zeggen 30% DS bij natte mais tot ca. 40% DS bij droge mais. Betere conservering van mais gaat niet enkel samen met DS gehalte maar tevens met het feit dat mais weinig eiwit bevat en dus een laag bufferend vermogen. Dit in tegenstelling tot Gras. In het traject 30 tot 40% DS verloopt een conservering doorgaans snel. Het risico op broei is er daarom niet minder om. Zeker bij de aangescherpte derogatie regels, waarbij maximaal 20% van het areaal mais mag zijn, is de voersnelheid van mais op veel bedrijven omlaag gegaan.



afb. bij voldoende dichtheid en voersnelheid treedt weinig zuurstof in de kuil (foto Corteva Agriscience)
Het toedienen van broeiremmer Pioneer®11A44 is daarom ook zeker aan te bevelen. Pioneer® 11A44 is een enkelvoudige broeiremmer, wat betekent dat de aanwezige bacterieën in 11A44 geheel gericht zijn op het voorkomen van broei.



afb. Dr. Kalzendorf; in linker balk de effectiviteit van Pioneer®11A44 (MBZ he) in vergelijking met combi-middel (MBZ he+ho) en controle onbehandeld.
Pioneer®11C33 Rapid React als de kuil snel open moet
Door aanhoudende droogte kunnen er tekorten aan ruwvoer ontstaan, waardoor de kuil al snel na de oogst geopend moet worden. Hiervoor ontwikkelde Pioneer een nieuw combi-middel Pioneer®11C33 Rapid React. Het nieuwe combi-middel Pioneer®11C33 Rapid React zorgt ervoor dat de broeiremmende werking al naeen 10-tal dagen effectief is. In de onderstaande tabel wordt weergegeven welke middelen in de verschillende situaties van de maisoogst gebruikt kunnen worden.



Broei komt zelden alleen voor
Broei is een gist-activiteit en ontstaat doordat zuurstof de kuil indringt. Door dit proces stijgt niet alleen de temperatuur, maar ook de pH in dat deel van de kuil. Het zijn juist deze omstandigheden waar schimmels zich goed kunnen ontwikkelen. M.a.w. als we de broei kunnen onderdrukken, gaan we ook schimmelvorming tegen
Pioneer®11A44 produceert per ton ingekuilde silage 5 tot 8 liter azijnzuur en propionzuur en onderdrukt daarmee op effectieve wijze de vorming van gisten en schimmels.



Veel schimmels – zoals de blauwe schimmel – produceren toxinen. Sommigen van deze toxinen hebben een antibacteriële werking; dat willen we niet in de kuil hebben en zeker niet in de pens van de koe!
Pioneer® 11A44 een vast onderdeel van het kuilmanagement in mais
Het gebruik van Pioneer® 11A44 is meer dan alleen het voorkomen van broei en schimmels. Onafhankelijk praktijkonderzoek (Groeikracht 2019) toonde aan dat bij gebruik van Pioneer® 11A44 er per hectare 9% meer zetmeel behouden blijft in de kuil. Dit komt overeen met een behoud van 600 kg zetmeel per hectare en vertegenwoordigt een waarde van € 400,-. Pioneer® 11A44 zorgt voor schoon en fris voer op de voergang, zoveel mogelijk gevrijwaard van gisten en schimmels, die “mee-eten” van het ruwvoer. Deze schimmels produceren bovendien toxinen, die de gezondheid, vruchtbaarheid en productie van het vee in gevaar brengen.
Adviesboeren van Pioneer HI-Bred kunnen de dichtheid van uw kuil komen meten met een densiteitsboor.






Kuilvoersnijder van Trioliet beste uit de test
bijdrage Trioliet Feeding Technology
Een recht snijvlak beperkt de indringing van zuurstof in de maiskuil en daarmee het ontstaan van gisten die broei veroorzaken. Onlangs voerde weekblad de Boerderij een uitvoerige kuilvoersnijdertest* uit. De kuilvoersnijder Turbobuster TU van Trioliet kwam hierbij als beste kuilvoersnijder uit de bus. De uitvoerige test toonde aan dat het voorkomen van broei vooral in de details én de snijsnelheid zit.
Zeer dicht kuilblok
Trioliet is de uitvinder van de U-blok snijder. Met de Trioliet U-blok snijder werd het mogelijk om in een keer een blok ruwvoer (gras of mais) uit te snijden. Deze U-blok snijder is de voorloper van de huidige kuilvoersnijder zoals we die nu kennen. Dat Trioliet als beste uit de test komt is op zich niet vreemd. De Turbobuster TU van Trioliet is geschikt voor extreem harde gras- of maiskuilen en heeft een hoge snijdcapaciteit door de grove, diepe vertanding van de messen en een hydraulisch bypass-systeem dat onafhankelijk van de tractor een hoge druk kan afgeven. Het grote voordeel van de machine is dat het een zeer dicht kuilblok en een strakke, dichte kuilwand achterlaat waardoor de kans op broeivorming minimaal is.
In de test van weekblad de Boerderij zijn de kuilvoersnijders van Trioliet, BVL en Strautmann met elkaar vergeleken. In de test is gekeken naar: 1) snijvlak-strakheid 2) blokstabiliteit 3) snelheid van snijden 4) broeiontwikkeling 5) gebruiksgemak 6) constructie en afwerking. Daarbij kwamen de volgende punten naar voren:
- De Turbobuster van Trioliet snijdt twee keer zo snel als de concurrenten
- De Turbobuster van Trioliet geeft de strakste kuilwand, ook aan de zijkant
- De Turbubuster van Trioliet heeft een groot gebruiksgemak
- De Turbobuster van Trioliet is goed bestand tegen vocht dankzij gepoedercoate delen



Schimmelvorming in maiskuilen
Schimmels in de maiskuil leiden tot grote verliezen van ons ruwvuur. Het is namelijk niet alleen het verlies aan drogestof en kwaliteit van de kuil dat wordt veroorzaakt. Veel erger is nog het effect dat de door schimmels wordt veroorzaakt op de gezondheid van de veestapel en daaraan gekoppeld de negatieve effecten op de melk- en vleesproductie. Schimmels produceren toxinen die vaak een antibacteriële werking hebben. Vooral deze groep van toxinen kan de pensflora verstoren. Schimmels ontstaan vaak na de activering van gisten. Hierdoor stijgt de temperatuur en stijgt de pH in de maiskuil. In deze warme omstandigheden met een hogere pH krijgen schimmels de kans zich te ontwikkelen. Hieronder volgen de belangrijkste kuilschimmels.
Penicillium roqueforti
Penicillium roqueforti ook wel bekend als de blauwe schimmel is een zeer hardnekkige schimmel. Met heel weinig zuurstof kan de schimmel zich al ontwikkelen. De schimmel produceert toxines die de pensbacteriën pensflora verstoren.



Monascus ruber
Minder bekend dan de blauwe schimmel is de Monascus ruber. Een roodgekleurde schimmel die zich eveneens ontwikkeld door het intreden van zuurstof. Ook deze schimmel produceert toxines die de pensflora kunnen verstoren.



Monascus ruber voorkomen
Voor het voorkomen van schimmelvorming in de kuil gelden dezelfde regels als bij het voorkomen van broei (gistvorming). Het indringen van zuurstof is de belangrijkste boosdoener. Het in acht nemen van de inkuilregels – goed aanrijden, voldoende voersnelheid, recht snijvlak – voorkomt dat gisten en schimmels de overhand krijgen. Een effectieve broeiremmer is hierbij een probaat hulpmiddel.