Maismengsels
Reeds enige decennia worden er in Nederland mengsels van verschillende maisrassen op de markt gebracht. Meerdere maishybriden worden samengevoegd en aangeboden in een zak. Aan het mengsel wordt een algemene eigenschap toebedeeld zoals: maismengsel Vroeg, – VEM, – Opbrengst of – Dubbeldoel. Hoe dienen we dit fenomeen te beoordelen en is er een wetenschappelijke onderbouwing van de vermeende voordelen hiervan?
Bestuiving
Mengers van maisrassen pretenderen een betere bevruchting doordat de bloeidata van de pluim van de verschillende rassen elkaar deels opvolgen. Hierdoor zou een langere periode van bestuiving ontstaan. Er zijn verschillende redenen die aangeven dat de praktijk anders verloopt. Wat gebeurt er in werkelijkheid:
- Bij de bestuiving* van een maisras zijn de pollen nooit de beperkende factor. De individuele pluim geeft ca. 5 dagen pollen af, in het veld betekent dit doorgaans een bestuivingsperiode van 20 dagen. Bij hogere temperaturen vindt de emissie vooral in de ochtend plaats wanneer het wat koeler en vochtiger is. Het aantal pollen varieert van 2 tot 5 miljoen, voor de bevruchting van enkele honderden korrels.
- Het aantal korrels* van de kolf wordt reeds lang voor de bloei bepaald. Al in het 7e bladstadium vindt de korrelvorming van de omtrek plaats (dus 14/16/18). Een tot twee weken voor de mannelijke bloei vormen zich de korrels in de lengte van de kolf. De beperkende factor voor de bevruchting is droogte, met name door het indrogen van de kolfharen waardoor de mannelijke geslachtscellen van de pollen niet meer getransporteerd kunnen worden naar de eicel voor de korrelvorming.
- Bij deels opvolgende bloeidata profiteert de vroege bloeier wel van de late bloeier, maar de late bloeier niet van de vroege.

Maismengels scoren niet beter dan individuele rassen
In 2017 voerde PAGV een praktijkproef* uit in vier herhalingen op zandgrond waarbij de de prestaties van de mengsels werden vergeleken met die van de afzonderlijke rassen uit dat mengsel. De resultaten hiervan kwamen overeen met eerdere praktijk waarnemingen: de hoogste score kwam altijd van een enkelvoudig ras uit de geteste samenstelling; tot 10% beter in opbrengst, drogestofgehalte, zetmeel en VEM.
Ook Jos Groten, onderzoeker bij Praktijkonderzoek AGV, concludeert in Nieuwe Oogst van jan. 2019 dat het beste enkelvoudige ras altijd beter is dan het gemiddelde van de mix. In onderzoek is de prestatie van de mix nooit beter geweest dan het gemiddelde van de enkelvoudige rassen. Wel minder, geeft specialist Jos Groten aan. Volgens Groten kunnen daarnaast verschillen in groeisnelheid, plantlengte, bladstand en bladmassa van enkelvoudige rassen in de mix juist extra risico’s van legering, ziekten, lager zetmeelgehalte en lagere voederwaarde veroorzaken.
*onderzoek uitgevoerd in opdracht van ForFarmers
Planteigenschappen
Planteigenschappen van een mengsel mogen nimmer worden gecorreleerd aan beoordelingen van een rassenlijst. Heeft ras A een 8 voor bladvlekken en ras B een 6, dan betekent dat niet dat het mengsel een gemiddelde beoordeling van 7 heeft. Het risico bestaat eerder dat het gevoelige ras de gezonde plant infecteert en de beoordeling lager ligt dan het gemiddelde.



Onduidelijkheid
Het is niet altijd even duidelijk hoe de samenstelling van een maismengsel en het aandeel van de individuele rassen er precies uitzien. Vaak wordt dat pas duidelijk wanneer de zakken op het erf geleverd worden. Ook kan de samenstelling van een mengsel tijdens het verkoopseizoen veranderen. Dat laatste maakt een meerjarig onderzoek, zoals dat bij rassenlijst rassen gebeurt, vrijwel onmogelijk.