Opkomstproblemen in mais
In Nederland mag uitsluitend zaaizaad worden verkocht dat voorzien is van een certificaat van de NAK (Nederlands Algemeen Keuringsstation). De NAK controleert de zaden op kiemkracht; deze dienen aan een wettelijk minimum van 90% te voldoen. Daarboven hanteren enkele kweekbedrijven nog een koude- of stress-test. Hierbij wordt de kiemkracht getest onder koude en natte omstandigheden. Pas als deze test ook naar behoren is doorstaan wordt het maiszaad in omloop gebracht.
Ieder voorjaar worden er in ons land wel percelen waargenomen waarvan de opkomst desondanks niet optimaal is. Regel 1 bij de beoordeling van zulke gevallen is na te gaan of er een patroon zit in de plantjes die niet of onvoldoende opkomen. Doen problemen zich voor in een bepaalde rij, dan kan dat duiden op een mechanische oorzaak:
- Te diepe- of ondiepe zaai
- Kunstmest dat te dicht bij het zaadje komt waardoor wortelverbranding ontstaat
- Rij in het bandenspoor van de tractor waardoor bij droogte capillaire opstijging (voordeel)
en bij verzadiging het zaadje wegrot
Opkomstprobleem in de rij
Onderzeeërs in mais
Koude stress is een verschijnsel dat we ieder jaar waarnemen wanneer er een grote afwisseling is tussen koude- en warme temperaturen. Een bekend verschijnsel hierbij zijn de zgn. onderzeeërs in mais. Mais zaaien kan bij een bodemtemperatuur vanaf 10°C. Echter de dagtemperatuur kan in de maand april en mei oplopen tot boven de 20°C waarna er vervolgens nachtvorst kan optreden. In zo’n situatie wordt het kiemplantje in z’n weg naar boven gestoord en buigt het, onder invloed van de koude, zijn groeipunt weer naar beneden. Op de afbeelding hieronder zien we duidelijk de omgebogen kiempjes van het maiszaad. Wanneer het vervolgens weer warmer wordt, ontbreekt het aan energie in het zaadje om nog boven de grond te komen. De uitval die onder deze omstandigheden ontstaat duidt niet op een gebrekkige kiemkracht
Afb. Onderzeeërs in mais als gevolg van grote temperatuurschommeling
Opkomst bepalen
Indien we te maken hebben met een met een verminderde opkomst is het zaak om bijtijds vast te stellen hoeveel procent van het zaad wel is opgekomen. Een eenvoudige methode hiervoor is een touw van 13,3 meter te nemen en deze uit te zetten in een mais rij. Het aantal planten dat we op de afstand tellen, vermenigvuldigd met 1000, is het plantgetal per hectare. Voor de betrouwbaarheid dienen we dit op verschillende plekken in het perceel te herhalen.
Bijzaai of overzaai
De laatste jaren bestaat er een trend om vroeger in het voorjaar te beginnen met de zaai van mais. Mede ingegeven door de opwarming van ons klimaat , lijkt het wel of de startdatum van 20 april met een week is vervroegd. De voordelen hiervan zijn dat we een week extra pakken voor de groeiperiode van ons gewas. Echter het vroege voorjaar gaat toch vaak gepaard met nachtvorst, waardoor het risico op uitval wordt vergroot. Indien we te maken hebben met forse plant uitval, dan kan bijzaaien of overzaaien een optie zijn. We dienen hier echter zeer kritisch op te zijn. Indien de uitval gelijkmatig is verdeeld over het perceel kan bij een plantgetal van minder dan 55.000 bijzaai worden overwogen. Bij minder dan 20.000 planten is herinzaai te verkiezen boven bijzaai. In beide gevallen is het belangrijk dat we de opkomst in een vroeg stadium beoordelen, zodat we bijtijds stappen kunnen ondernemen.