Wanneer mais zaaien?
Volgens het Handboek Snijmais is het optimale zaaitijdstip voor mais tussen 20 april en 1 mei. In de praktijk worden goede resultaten behaald met maiszaai tussen half april en half mei.
Zaaien we te vroeg dan is er risico op koudeschade:
- Vooral bij een temperatuur van 4 ͑C is het kiemworteltje uiterst gevoelig voor schimmelaantasting met als gevolg afsterving.
- De kieming verloopt bij temperaturen onder 8 ’C te traag waardoor de effectiviteit van de zaaizaadbehandeling afneemt.
- Bij lage temperatuur komen minder voedingsstoffen beschikbaar.
Zaaien we mais te laat dan is dat nadelig voor de ontwikkeling van de mais:
- Bij zaai na 15 mei mist de mais al snel 2 tot 4 weken van het groeiseizoen.
- Door de lange dagen en hogere temperatuur vindt er een sterke vegetatieve ontwikkeling plaats (ontwikkeling van stengel en blad), waardoor de ontwikkeling van de kolf in het gedrang komt. We krijgen dan mais met minder zetmeel.
- Een te sterke en snelle ontwikkeling in het voorjaar vergroot de kans op stengelbreuk (greensnap) voor rassen die daar gevoelig voor zijn.
Als we bijtijds zaaien winnen we aan groeidagen. Uiteraard moet de bodem ook bestand zijn tegen belasting van berijden en bewerking. Bij maiszaai na 5 mei kunnen we doorgaans volstaan met een wat lagere zaaidichtheid.

afb. Koudeschade kiemplantje draait weer de grond in (foto HAS&S)
Grondsoort
Op zware en nattere grond zaaien we in de regel na 1 mei, omdat de opwarming van deze gronden trager verloopt. Op zandgrond vindt de opwarming van de bodem meestal eerder plaats. Op zeer lichte zandgrond zonder vocht buffering kan de opwarming echter snel omslaan in een daling van temperatuur. Koudegevoeligheid van de bodem hangt dus ook af van organische stofgehalte van de grond. Kijk voor opkomstproblemen ook het hoofdstuk opkomstproblemen in mais.
Biologische maisteelt
Bij biologische maisteelt wordt geadviseerd na 10 mei te zaaien. Het plantje ontwikkelt zich snel en heeft daardoor een betere concurrentiepositie t.o.v. het onkruid. Ook is door de snellere beginontwikkeling de plant iets beter beschermd tegen ritnaalden en vogelvraat, maar schade blijft bij onbehandeld zaad mogelijk. De biologische aanpak tegen vogelvraat wordt behandeld in het hoofdstuk vogelschade in mais.
Zaaidichtheid
Veel kweekbedrijven geven bij hun rassen een zaaidichtheid advies. Massale latere rassen kunnen vaak volstaan met een zaaidichtheid van 90.000 terwijl (zeer)vroege rassen, die doorgaans minder massaal zijn, in de regel op 100.000 worden gezaaid.
Zaaidichtheid en plantdichtheid
Bij maiszaai dienen we er rekening mee te houden dat er nooit een opkomst van 100% is. Zeker bij vroege zaai is er altijd uitval. Dus Zaaidichtheid is niet gelijk aan plantdichtheid. Als vuistregel geldt dat bij zaai vóór 1 mei de uitval ca. 10% bedraagt, bij zaai na 1 mei houden we rekening met een uitval van 1 tot 5%.