Mais en organische stof
Het op peil houden of verhogen van het o.s.-gehalte is cruciaal voor het welslagen van de maisteelt. Voldoende organische stof in de bodem zorgt voor een beter waterbergend vermogen en een betere structuur. Daarnaast zorgt voldoende organische stof voor een verhoogd CEC vermogen; het vermogen om kationen als magnesium, kalium en calcium vast te houden en uit te wisselen. Tijdens het mineraliseren van de organische stof komen belangrijke elementen zoals stikstof en fosfor beschikbaar voor het gewas.
De aanvoer van organische stof vindt plaats in de vorm van gewasresten na de oogst, de aanvoer van drijfmest en door de aanvoer de organische stof van het vanggewas. Het vanggewas is hierbij de grote variabele. Allereerst bestaan er grote verschillen tussen de verschillende soorten vanggewas en ten tweede is het slagen van een vanggewas wisselend. Wanneer het resultaat van het vanggewas onvoldoende is, bestaat de kans dat met de oogst van de snijmais meer organische stof wordt onttrokken dan wordt aangevoerd. In zulke gevallen is het raadzaam het o.s.-gehalte mede te bepalen aan de hand van een bodemonderzoek.
Soil Carbon Check
Koolstof is een belangrijk onderdeel van organische stof. Bij het verhogen van het gehalte organische stof in de bodem snijdt het mes aan twee kanten. Niet alleen wordt er CO2 weggevangen uit de atmosfeer, ook de bodemgezondheid gaat omhoog. Met gerichte maatregelen, zoals niet kerende grondbewerking en het zaaien van een groenbemester, is het gehalte organische stof in de bodem te verhogen. Soil Carbon Check geeft inzicht in hoeveel CO2 in de bodem is vastgelegd in organische stof en in hoe stabiel de organische stof is. Bovendien vermeldt het analyserapport hoe het koolstofgehalte in de bodem is te verhogen en hoe zich dat in de loop van de tijd ontwikkelt. Soil Carbon Check wordt ondersteund door een handige online rekentool waarmee u verschillende maatregelen kan vergelijken.Met de data op het analyserapport kunt u koolstofkredieten aanvragen en zo een nieuwe bron van inkomsten aanboren. De Agrifood-industrie kan de data gebruiken voor het vullen van duurzaamheidsclaims.
Organische stofopbouw: voorwaarde voor een stabiele maisopbrengst
bijdrage DLF Seeds & Science
Het jaar na jaar telen van mais is een aanslag op het organisch stofgehalte van de bodem. Een laag organisch stofgehalte brengt bodemproblemen, zoals verminderde bodemvruchtbaarheid en bodemverdichting, met zich mee en leidt uiteindelijk tot een lagere (mais)opbrengst. Gras als vanggewas of rustgewas na de mais helpt bij het op peil houden van het organisch stofgehalte en draagt bij aan een stabiele maisopbrengst op de lange termijn.
Jaarlijks wordt gemiddeld genomen 2% van de organische stof in de bodem afgebroken. Op bouwland ligt dit percentage meestal hoger doordat grondbewerking lucht in de bodem brengt, wat de afbraak versnelt. Tegelijkertijd wordt er op bouwland minder organische stof, in de vorm van gewasresten en wortels, aangevoerd. Dit zorgt ervoor dat bij de continuteelt van mais meer organische stof wordt afgebroken dan aangevoerd. De afbraak van organische stof in de bodem heeft een negatief effect op de vruchtbaarheid, het waterbergend vermogen, de structuur en bewerkbaarheid van de bodem. Dit zorgt samen voor een steeds verder dalende maisopbrengst. Goed organisch stofbeheer is daarom belangrijk voor een stabiele maisopbrengst op de lange termijn.
Bedrijven die aan derogatie doen kunnen door middel van vruchtwisseling met gras of grasklaver, het organisch stofgehalte van de bodem op peil houden. Uit onderzoek is gebleken dat een vruchtwisseling met een verhouding van één jaar mais en één jaar gras zorgt voor een lichte stijging van het organisch stofgehalte. Deze stijging neemt verder toe zodra er meer jaren gras geteeld wordt ten opzichte van één jaar mais. Bij een vruchtwisseling van drie jaar mais gevolgd door drie jaar gras blijft het organisch stofgehalte gelijk.
Gras als vanggewas
Vanggewassen en groenbemesters die na de mais worden geteeld en in het voorjaar weer worden ondergewerkt worden ook als vruchtwisseling gezien. Het zaaien van een vanggewas, verplicht op zand- en lössgrond, is een goede eerste stap in het op peil houden van het organisch stofgehalte. Een grasmengsel met Italiaans raaigras zoals TurboMax is erg goed geschikt als vanggewas omdat deze zich ook tijdens de koude najaarstemperaturen nog steeds snel ontwikkelt. Bij nazaai kan Italiaans raaigras nog tot 300 kg effectieve organische stof per hectare aan de bodem toevoegen.

Verbeter de bodem: kies voor gras als rustgewas
Om echt een flinke vooruitgang te maken in de opbouw van het organisch stofgehalte is het goed om na één of twee jaar maisteelt te kiezen voor een vruchtwisseling van een langere periode. Hierdoor krijgt het perceel twee tot vier jaar rust voordat er weer mais op komt. Op droge zandgronden is vruchtwisseling extra interessant omdat de menging van organische stof door de bouwvoor zorgt voor een diepere beworteling wat bijdraagt aan een bodem met een beter waterbergend en –leverend vermogen. Een tijdelijk, hoogproductief grasland als rustgewas, denk aan TurboMax of UltraMax, kan een goede bijdrage leveren aan de opbouw van het organisch stofgehalte.
Naast de opbouw van organische stof levert een meerjarig grasland ook stikstof, wat ten gunste komt van de volgende maisteelt. Dit zorgt voor een besparing op dure (kunst)meststoffen. In de tabellen hieronder kun je het bemestingsadvies lezen voor het eerste jaar na scheuren bij het standaard bemestingsadvies voor mais van 180 kg N/ha en voor het scherpe bemestingsadvies (standaard voor zand- en lössgrond).
Bemesting mais in het eerste jaar na scheuren bij een N-advies van 180 kg N/ha. | ||||
Aantal jaren gras | 1 jaar | 2 jaar | 3-4 jaar | meer dan 5 jaar |
Mest m3/ha N rij kg/ha | 35 | 20 | 0 | 0 |
N rij kg/ha | 35 | 25 | 45 | 35 |
Bemesting mais in het eerste jaar na scheuren bij een N-advies van 140 kg N/ha. | ||||
Aantal jaren gras | 1 jaar | 2 jaar | 3-4 jaar | meer dan 5 jaar |
Mest m3/ha N rij kg/ha | 25 | 0 | 0 | 0 |
N rij kg/ha | 25 | 35 | 15 | 5 |
(Bemestingsadvies: Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen)
Wanneer het grasland ouder dan drie jaar was, dan is er op de meeste gronden in het tweede en derde jaar na scheuren nog een nawerking van 30 kg N/ha en voor klei- en veengronden is dat 60 kg N/ha. Zo kun je dus nog drie jaar na het scheuren van grasland profiteren van een lagere N-bemesting.
Gras-klaver voor een productieve bodem
Wil je nog meer doen aan organische stofopbouw en tegelijkertijd meer stikstof vastleggen dan is gras-klaver een logische keuze. Wanneer je na de mais een tijdelijk hoogproductief grasmengsel zaait, vul deze dan aan met klaver. Na meerdere jaren maisteelt is het stikstofleverende vermogen van de bodem namelijk flink gedaald. Om dit te compenseren moet er veel kunstmest gestrooid worden. Door gras-klaver te telen werk je niet alleen aan de opbouw van organische stof, maar ook aan een hoger stikstofgehalte van de bodem. Klaver bindt als vlinderbloemige stikstof uit de lucht en geeft dit af aan de bodem. Dit zorgt voor een productieve bodem en een hogere opbrengst van de mais wanneer deze weer terugkomt in de rotatie op het perceel. Daarnaast is klaver ook een goede stimulator voor het grotere bodemleven zoals regenwormen. Onderzoek heeft aangetoond dat klaver voor meer bodemleven in de bouwvoor zorgt dan wanneer er alleen gras wordt geteeld.
Gras-, klaver-, luzernemengsel voor een hoge eiwitopbrengst en een betere bodemstructuur
Wanneer je naast veel opbrengst en stikstofvastlegging ook de bodemstructuur wilt verbeteren en meer eiwit van eigen land wilt halen is een mengsel van luzerne, gras en klaver zoals EiwitMax de juiste keuze. Dit voedergrasmengsel is zeer droogtetolerant en biedt een enorm hoge eiwitopbrengst per hectare. Daarnaast zorgt de diepe beworteling van luzerne voor een verbetering van de bodemstructuur waar de mais van profiteert in extreem natte of droge jaren. Dit komt omdat een goede bodemstructuur een beter waterbergend vermogen heeft. De bodem kan dan meer water opnemen in periodes van extreme regenval en er blijft voor het gewas langer water beschikbaar in periodes van droogte.



Benieuwd naar de ervaring van andere melkveehouders met grasklaver? Bekijk dan hier het verhaal van Wibo van der Linden, melkveehouder in Achthuizen (ZH).
Benieuwd naar de ervaring van andere melkveehouders met EiwitMax? Bekijk dan hier het verhaal van Rik Zeegers, melkveehouder in Wellerlooi (LB).
Mineralisatie en humificatie
Organsiche stof wordt door micro organismen, zoals schimmels, bacteriën en regenwormen in de bodem afgebroken. Zodra het organisch materiaal niet meer herkenbaar is spreekt men van organische stof in de bodem. Tijdens de afbraak van organische stof spelen er 2 processen:
1) mineralisatie, dit is het proces waarbij de primaire nutriënten vrijkomen stikstof, fosfaat , kalium en de secundaire elementen magnesium, calcium en zwavel en de sporenelementen. Bij dit proces komt CO2 vrij.
2) humificatie, door een verdere afbraak van de organische stof wordt er een stabiele fractie gevormd die we humus noemen. Deze kan dan weer worden onderverdeeld in een labiele- en een stabiele fractie. Een bodem met een gezond humusgehalte is vaak te herkennen aan de zwarte kleur.
afb. organische stof van het vanggewas (foto HAS&S)
Mineralisatie en humificatie vergt tijd. Het is niet altijd zo dat dat de vrijgekomen mineralen op tijd zijn voor de ontwikkeling van het hoofdgewas. Factoren als op tijd onderwerken van het vanggewas en bodemtemperatuur hebben we niet altijd in de hand.
Opwaarderen organisch materiaal
bijdrage Timac Agro
De balans tussen mineralisatie (afbraak tot plantbeschikbare mineralen) en humificatie (opbouw van stabiele organische stof) is nodig voor een optimale hoeveelheid én kwaliteit van effectief organische stof in de bodem. Jaarlijks wordt er gemiddeld twee tot drie procent organische stof in de bodem afgebroken. Om roofbouw van stabiele humus te voorkomen is het van belang om de organische stof balans op orde te hebben en te houden. Afvoer=aanvoer. Effectief organische stof ofwel stabiele humus heeft veel positieve eigenschappen richting een vitale en vruchtbare bodem. Organisch materiaal als plantresten, compost en groenbemester kan veel beter opgewaardeerd worden naar deze stabiele, functionele vorm van organische stof. Hopen dat het allemaal goed verteerd in de grond is verleden tijd. Slecht verteerd plantenmateriaal werkt zelfs verstorend richting opkomst van de nieuwe teelt en naar de ontwikkeling van parasitaire schimmels.
Bacteriepoep
Primaire mineralisatie start onmiddellijk wanneer de bodemtemperatuur het toelaat. Zacht plantweefsel met een lage koolstof-stikstof verhouding wordt door het bodemleven waaronder nitrificerende bacteriën, omgezet naar vrije plantbeschikbare nutriënten. Echter de secundaire mineralisatie en humificatie kunnen wel wat hulp gebruiken. Want hier gaat het over stug, taai plantweefsel met een hoge zogenaamde C/N ratio. Niet echt het lievelingskostje van bodemleven. En juist deze taaie vezelfractie met complexe suikerverbindingen maakt een waardevol en functioneel humus dat goed het vocht kan binden en voor een betere mineralenuitwisseling zorgt. Het gekorrelde concept Humistart zorgt voor meer celwand afbrekende bacteriën resulterend in een snellere vorming van stabiele humus. Belangrijk om te weten: Stabiele en functionele organische stof/humus is de poep van het bodemleven. Zichtbare en herkenbare resten van compost, groenbemester of stoppel hebben nog géén enkele humuswaarde in de bodem. Het is dus zaak om snel organisch materiaal op te waarderen tot functionele humus.



Lees verder: Bemesting maisland.